Felice scharrelt ondertussen in de huiskamer rond. Niet dat ze daar nu al zo’n behoefte aan heeft, maar mamma’s leerschool is van het oude stempel en streng.
Zonder pardon wordt ze uit de bench naar een tuinkussen gesleept. Dan staat mamma op, vleit zich wat verderop neer en kijkt vanaf een afstandje toe. Felice hobbelt op en neer over de kussens, van rand tot rand. Zodra ze mij in het vizier krijgt, gaat ze, zo dichtbij mogelijk als de kussens het toelaten, aan de rand staan en ze roept. Net zolang totdat ik een handdoekje voor haar uitspreid wat zich tot een, voor haar, begaanbare weg vormt tussen de tuinkussens en mij. Over het parket lopen gaat nog niet zo goed, het is koud aan de voetjes en haar achterpootjes glijden weg. Ze lijkt dan meer op een wat groot uitgevallen kikker dan een echt kitten. En dat weet ze, van de kou en van die achterpootjes dan. Of ze ook weet dat ze op een kikker kan lijken, is hoogst onwaarschijnlijk.
Daar komt ze hoor, zo snel als haar wankele pootjes haar al kunnen dragen, de handdoek wegschuivend onder haar gewaggel. Wanneer ze dan bij me aangekomen is, zoekt ze een lekker beschut plekje en om tegen me aan te liggen. Dit gebeurt met name wanneer ik mij ook op de grond begeef, liggend oefeningen doen bijvoorbeeld. Nou is dat redelijk gevaarlijk met een fragiel kitten zo vlak naast me. Ik val nog wel eens om en dat samen is geen goede combinatie. Ik zet haar terug op het handdoekje, in de richting van mamma. Dat had ik gedacht, meestal draait ze zich gewoon weer om en alles begint weer van voren af aan. De zeldzame keren dat ze wel terugkeert, duwt Zahra haar gewoon weer van het kussen af. Ze moet de wereld verkennen, de grote gladde koude wereld die huiskamer heet.